Luisteraar kiest voor FM

Vanaf 1983 vond in onze regio een uniek ‘experiment’ plaats. Op het gebied van popmuziek was Hilversum III alleenheerser geworden. In Breda viel er wat populaire muziek betreft op de FM-band weinig anders te beleven. Radio Caroline was in augustus weliswaar terug in de lucht gekomen vanaf een prachtig nieuw zendschip met een enorme antennemast. Keihard was de legendarische piratenzender in onze regio te ontvangen. Maar, op middengolf en niet op FM, wat het op gebied van geluidskwaliteit ruimschoots wint.

Toekomstmuziek

In de regio Breda liepen echter wat mensen rond, die graag iets wilden met radio. Een van hen, Jac Zom, had een jaar eerder met onder anderen Frans Schuurbiers en Tom de Graaf de Bredase Radio en Televisie Stichting (BRTS) opgericht. In latere statuten van de experimentele lokale omroep staan ook de namen van Ad Romijn en Ad Valk vermeld. Er worden wat programma’s gemaakt, maar de tijd lijkt nog niet rijp voor lokale omroep.

Omroeppolitiek

Vanuit Hilversum en Den Haag hoeven de radiopioniers anno 1983 ook niet veel te verwachten. Het omroepbeleid is erop gericht de zuilen stevig in het zadel te houden. Pas onder druk van Europa moeten Hilversum en Den Haag later inbinden.

Radiocontroledienst

In België is echter intussen meer mogelijk geworden. Particuliere en/of commerciële stations die in Nederland piratenzenders plegen te zijn, heten daar vrije radio’s. En anders dan hun Nederlandse collega’s worden ze gedoogd en niet door de Radiocontroledienst van de PTT uit de lucht gehaald. Omdat Breda dicht bij de grens ligt, biedt dat perspectieven.

Internationaal

Samen met onder anderen Ruud Kegel en Alfons Jagtman richt Zom een nieuw radiostation op. Kegel heeft ervaring met grensradio. In Italië, aan de grens met Frankrijk, had hij lente 1979 Radio Nova International op poten gezet. Het station richtte zich naast op de Bloemenriviera ook heel handig op de Cote d’Azur. Wat in Frankrijk niet mocht, liet Italië immers wel toe.

Radio Continu

Dit kunstje wordt in onze regio herhaald. In het net over de grens gelegen Vlaamse plaatsje Meerle verrijst een hoge zendmast en in oktober 1983 gaat Radio Continu de lucht in. Plotseling kunnen radioluisteraars in Breda en omgeving kiezen uit twee stations die popmuziek uitzenden op FM. Hilversum III, met zijn lappendekenprogrammering en Radio Continu, dat elke dag z’n eigen ding doet.

Geen geleuter

De nationale popzender, met iedere dag een andere omroep waar schreeuwerige diskjockey’s zich laten gelden en die meerdere keren in de week op het eind van de middag een hitparade uitzendt. En daar tegenover de vrije radio die nonstop muziek programmeert, gelardeerd met nieuws en regio-informatie. Radio Continu wint het met vlag en wimpel van Hilversum III.

Unieke omstandigheden

Een belangrijk verschil is ook dat het midden- en kleinbedrijf in de regio op Radio Continu kan adverteren, waar dat eerder volledig afhankelijk was van papier in de vorm van de krant, huis-aan-huisbladen of reclamefolders. Een mogelijkheid die niet eerder had bestaan en later nooit meer in die gedaante heeft bestaan. Een meer zuivere vorm van commerciële radio is er sindsdien niet meer geweest.

Klik op de afbeelding om deze te vergroten.

Europa

Want wat is er vervolgens gebeurd? Onder druk van Europa moest Nederland in de late jaren tachtig commerciële omroep toestaan, terwijl halsstarrig werd getracht Hilversum op de been te houden. Door een gebrek aan beleid ging commerciële radio in ons land met horten en stoten van start. Eerst alleen via de kabel en daarna ook in de ether.

Het grote geld

Wat wij in Nederland nu kennen als commerciële radio is eigenlijk iets anders, namelijk grote bedrijven radio. Een fors aantal landelijk opererende zenders domineert de advertentiemarkt, adverteren is voor het midden- en kleinbedrijf in feite onmogelijk, de werkgelegenheid heeft zich niet of nauwelijks verplaatst buiten Hilversum en winsten glijden in de diepe zakken van de John de Mollen van deze wereld.

Beleid

Hoe anders had het kunnen zijn als onze regering wel een deugdelijk, degelijk omroepbeleid had gevoerd? Televisie is een heel ander verhaal, maar wat de radio betreft had men er ook voor kunnen kiezen alleen lokale commerciële radio toe te staan in steden en streekradio in minder dicht bevolkte gebieden.

Quote 500

De plaatselijke ondernemer had dan kunnen adverteren, er was werkgelegenheid ontstaan in stad of gebied, lokaal talent had meer kansen gekregen, Bredanaars zouden niet lastiggevallen worden met randstedelijke onzin/ongein en John de Mol zou een paar plaatsen lager staan in de Quote 500.

Nationaal

Natuurlijk zijn er ook de regionale publieke omroepen en publieke lokale omroepen nog. Negentig procent van de radioluisteraars laat z’n oren echter hangen naar de grote landelijke commerciële en publieke radiostations. Ten koste van lokale werkgelegenheid, ontwikkeling van talent en de mogelijkheid voor het MKB om doeltreffend te adverteren.

Onzinomroep

Bovendien zijn publieke regionale omroepen in feite ondingen. Fossielen ontstaan in de tijd dat Hilversum koste wat het kost beschermd moest worden. Je moet wel precies in het midden van zo’n provinciale zender wonen, om je thuis te voelen bij de programma’s. In Noord-Brabant komt daar nog bij dat Omroep Brabant zich van oudsher op Oost-Brabant richt, waar de zender ooit begon. De rest van de provincie kreeg zij er later bij. Bij de nieuws- en informatievoorziening leggen steden als Tilburg, Breda, Roosendaal en Bergen op Zoom het steevast af tegen het grotere Eindhoven.

Stiefkindje

En de publieke lokale omroepen zijn al helemaal de stiefkindjes van medialand. Waar de overheid het stichten van provinciale zenders beter had kunnen overslaan ten voordele van publieke stads- en streekomroepen, worden de regionale nog altijd vele malen rijker gefinancierd dan de lokale omroepen. Maar er ging meer mis.

Liever de lucht in

Toen de lokale omroepen in de jaren tachtig eenmaal mochten gaan uitzenden, was dat eerst alleen via de kabel. Geld van het Rijk kwam er niet. Dat moest worden losgepeuterd bij de gemeente. Reclame uitzenden was al helemaal uit den boze. En toen dat eenmaal werd toegestaan, moest de straatarme lokale omroep de opbrengst delen met de rijke uitgevers, in Breda dagblad De Stem. Uiteindelijk mochten de lokalo’s ook in de ether, hun reclamecentjes houden en kregen ze rijkssubsidie.

Omroepcultuur

Maar het leed was al geschied: bij de lokale omroepen was een vrijwilligerscultuur ontstaan. Een logisch gevolg van de wijze waarop ze moesten werken, maar daarom niet minder schadelijk. Zelfs een kleine veertig jaar later en met ruim honderdduizend euro subsidie per jaar, leeft in Breda nog altijd het idee dat een lokale omroep een, liefst zo groot mogelijke, vrijwilligersclub dient te zijn.

Mentaliteit

De gedachte zou ook kunnen zijn: wat kunnen wij met dit basisbedrag doen om meer inkomsten te genereren? Maar liever is men bezig om met zoveel mogelijk - al dan niet door rugzakjes gehinderde - mensen amateuristische, vaak inferieure programma’s te maken in plaats van een professionele basis te leggen. Dat laatste kan door klein te beginnen en de zaak uit te bouwen. Daarvoor is echter wel ondernemingsgeest nodig. Met een geitenwollensokken mentaliteit wordt dat doel niet bereikt. Nu niet en nooit niet.